Inhoudsopgave

Waarom stapt Nederland over van HBE naar ERE?

Vanaf 1 januari 2026 maken HBE’s plaats voor ERE-certificaten. Niet langer de hoeveelheid hernieuwbare energie telt, maar de werkelijke CO₂-reductie in de hele keten. Daarnaast opent ERE de deur voor een veel grotere groep gebruikers. Waar HBE vooral interessant was voor grote laadexploitanten, kunnen straks ook particulieren en MKB’s met een MID-gecertificeerde laadpaal meedoen en certificaten claimen.

21-11-2025ERE, Zero-Emission

Sinds 2015 werkt Nederland met HBE’s: Hernieuwbare BrandstofEenheden. Dat systeem beloont partijen die hernieuwbare energie leveren aan vervoer. Denk aan biobrandstoffen of elektriciteit voor elektrische auto’s en vrachtwagens. Binnenkort verandert dat landschap. Vanaf 1 januari 2026 verdwijnen HBE’s stap voor stap naar de achtergrond en maakt Nederland de overstap naar ERE’s: EmissieReductie Eenheden.

Voor veel bedrijven en laadpaaleigenaren voelt dat in eerste instantie als “weer een nieuwe afkorting erbij”. Toch zit er een duidelijke logica achter. De kern: Europa vraagt niet langer alleen om méér hernieuwbare energie, maar vooral om aantoonbare CO₂-reductie. Het nieuwe ERE-systeem is daar rechtstreeks op gebouwd.

Europese achtergrond: RED3 (RED III) en Fit for 55

Om de overstap van HBE naar ERE te begrijpen, moeten we heel even naar Brussel kijken. De Europese Unie heeft zich met het zogeheten Fit for 55-pakket vastgelegd op een forse doelstelling: in 2030 moet de uitstoot van broeikasgassen minstens 55 procent lager liggen dan in 1990. Dat is geen vrijblijvende ambitie, maar harde klimaatwetgeving die alle lidstaten raakt.

Een belangrijk onderdeel van die wetgeving is de Renewable Energy Directive, kortweg RED. Die richtlijn is de afgelopen jaren een paar keer aangescherpt. De nieuwste versie, RED III, legt de lat opnieuw hoger. Een groter deel van alle energie in Europa moet uit hernieuwbare bronnen komen en voor sectoren als gebouwde omgeving en vervoer zijn aparte subdoelen vastgelegd.

Nieuw in RED III is dat landen niet meer alleen mogen sturen op “hoeveel procent van het energieverbruik is hernieuwbaar”. Ze kunnen er ook voor kiezen om brandstofleveranciers te verplichten een bepaald percentage CO₂-reductie in de hele keten te realiseren. Dus niet alleen kijken naar de hoeveelheid groene energie, maar echt naar het verschil in uitstoot tussen een fossiele brandstof en het duurzame alternatief dat daarvoor in de plaats komt.

Nederland kiest voor die tweede route. In plaats van alleen te tellen hoeveel gigajoule hernieuwbare energie er wordt geleverd aan vervoer, gaat ons land sturen op het aantal kilo’s CO₂ dat daadwerkelijk wordt vermeden. HBE’s sluiten daar niet goed meer op aan. ERE’s doen dat wél, omdat ze vanaf het begin zijn ontworpen als “eenheid van CO₂-reductie”.

Van energievolume naar CO₂-reductie

In de eerste plaats maakt het nieuwe ERE-systeem veel duidelijker welke oplossingen de grootste klimaatwinst opleveren. Twee energiedragers kunnen op papier hetzelfde energierendement hebben, maar een heel verschillende voetafdruk in de productie. Door te belonen op CO₂-reductie, wordt het aantrekkelijker om te kiezen voor opties met een écht lage ketenemissie.

In de tweede plaats sluit het nieuwe systeem beter aan op andere sectoren dan alleen wegvervoer. HBE’s waren vooral gericht op brandstoffen voor verkeer over land. De zeevaart en binnenvaart stonden meer aan de zijkant. Met ERE’s kan Nederland in één systematiek sturen op emissiereductie in meerdere transportsectoren, met per sector eigen doelen en eigen “soorten” ERE’s. Dat maakt het geheel transparanter en voorkomt dat er bijvoorbeeld een overschot uit een andere sector de prijs voor wegvervoer onder druk zet.

En ten derde maakt de nieuwe systematiek de weg vrij voor kleinere partijen. Waar het HBE-systeem in de praktijk vooral interessant was voor grote laadpleinexploitanten en grote elektrische vloten, is in de ERE-wetgeving expliciet opgenomen dat iedere laadpaal met een MID-meter kan meedoen. Dat geldt dus net zo goed voor een MKB-bedrijf met een eigen laadplein als voor een particulier met een thuislaadpaal, zolang de meting en administratie maar op orde zijn.

Wat blijft hetzelfde voor laadpaaleigenaren?

Met al die veranderingen is het logisch dat laadpaaleigenaren zich afvragen: wat betekent dit nu concreet voor mij? Het verrassende antwoord is: inhoudelijk verandert er minder dan u misschien denkt. De termen en de manier van rekenen verschuiven, maar de logica erachter blijft herkenbaar.

De basis blijft dat u wordt beloond omdat u vervoer verduurzaamt. Wie via zijn aansluiting hernieuwbare energie levert aan elektrische voertuigen, helpt de CO₂-uitstoot omlaag en kan daar certificaten voor krijgen met een marktwaarde. Dat gold onder HBE’s en dat blijft onder ERE’s zo. Het mechanisme waarbij geld van de vervuiler naar de vergroener stroomt, blijft intact, alleen de rekenregel wijzigt.

De rol van de Nederlandse Emissieautoriteit blijft ook dezelfde. De NEa beheert het register, ziet toe op de regels en controleert of de inboekingen kloppen. Er blijft een onafhankelijke auditor nodig die jaarlijks de administratie controleert. In plaats van ieder individueel bedrijf te auditen, verschuift de aandacht meer naar de inboekdienstverleners die namens veel partijen tegelijk ERE’s inboeken. Dat maakt het systeem voor kleinere spelers juist toegankelijker.

Wat verandert er?

Voor u als laadpaaleigenaar betekent dit concreet drie dingen. U heeft nog steeds een betrouwbare meting nodig, dus een MID-gecertificeerde meter in uw laadpaal. U moet kunnen aantonen hoeveel kilowattuur er per jaar via uw laadpunt is geladen. En u werkt via een specialist die de ERE-administratie en het inboeken voor u regelt. U hoeft niet zelf in het register van de NEa aan de slag of een audittraject te doorlopen.

Wat wél verandert, is het bereik van het systeem. Waar HBE in de praktijk vooral iets was voor grote marktpartijen, is ERE nadrukkelijk ook toegankelijk voor particulieren en MKB-bedrijven. Een laadpaal op de oprit, een cluster laadpalen bij een kantoor of een gemengd terrein met publieke en zakelijke laadpunten: allemaal kunnen ze straks in principe ERE’s opleveren, zolang de voorwaarden worden gevolgd. Den Hartog Zero Emission biedt daarom inboekdienstverlening aan met een klantvriendelijk portaal en MID-gecertificeerde laadpalen.

Daarnaast zult u vaker de term ERE tegenkomen in plaats van HBE, en de rapportages zullen spreken over kilo’s CO₂-reductie in plaats van gigajoules energie. Maar de kern van de boodschap blijft: u laadt elektrisch, u voorkomt uitstoot en u kunt daar jaarlijks een tastbare opbrengst uit halen.

Kort samengevat: de overstap van HBE naar ERE is vooral een technische en juridische stap om beter aan te sluiten bij de Europese klimaatdoelen. Voor u als laadpaaleigenaar is het vooral een kans. Het systeem wordt duidelijker, eerlijker en toegankelijker terwijl de financiële beloning voor vergroening blijft.

Wilt u ERE’s gaan claimen? Wij helpen u graag verder! Neem contact met ons op om de mogelijkheden door te spreken.

In ander nieuws

  • Milestone: succesvolle pilot ‘Energy As A Service’

  • Nieuwe subsidieregelingen beschikbaar voor laadinfrastructuur

  • Transport van asfalt met 0% emissie!

  • Een Stap Voorwaarts naar Duurzame Mobiliteit: Den Hartog Charging en de Alfen Twin 5 Plus

  • De belangrijkste aspecten van RED III

  • Subsidie e-truck: mogelijk een nieuwe kans later dit jaar!